Titelblad boek Économie, sociologie et histoire du monde contemporain

Économie, sociologie et histoire du monde contemporain ---- De economie vanuit het Franse perspectief

Publicatie: Armand Colin (2013, Parijs)

Plaatsing op Heterodoxe Gazet Sam de Wolff: 18 mei 2015

E.A. Bakkum is beroepsmatig werkzaam bij het Socialistisch Centrum, waar hij de functie van zaakwaarnemer vervult. Daarnaast is hij eindredacteur van de web-periodiek Sociaal Vooruit.

Evenals Groot-Brittannië heeft Frankrijk een rijk koloniaal verleden. En hoewel sindsdien de bakens zijn verzet, ontleent de natie er een sterk zelfbewustzijn aan. Men heeft een eigen cultuur met mondiale aspiraties. Dat verklaart wellicht, waarom Franse wetenschappers zo graag een eigen nationale richting in gaan. Aldus valt bijvoorbeeld op, dat zij veel moeite doen om de sociologie en de economie wederzijds te integreren. Zij worden daarin gestimuleerd door de nationale voorkeur voor actieve staatsinterventies in het private bedrijfsleven, een erfenis van het bestuur onder Jean-Baptiste Colbert en Napoléon Bonaparte. Ongetwijfeld heeft deze culturele eigenaardigheid ook bijgedragen aan de populariteit, waarin gedurende vele decennia het Leninisme zich in Frankrijk mocht verheugen1. Die Franse koppigheid maakt het voor buitenstaanders fascinerend om hun wetenschappelijke (en andere) werken te bestuderen. Het helpt te letten op eigen vlek en niet op andermans gebrek.

Het boek Économie, sociologie et histoire du monde contemporain laat perfect zien hoe goed de Fransen er in slagen om de sociologie en de economie te integreren2. Alain Beitone heeft tien co-auteurs om zich heen verzameld, en met dit schrijverscollectief een kloek werk geschreven van maar liefst 704 pagina's. Al deze auteurs doceren aan middelbare scholen in de hoogste klassen, die kennelijk tevens de doelgroep vormen voor het boek. Met andere woorden, ze richten zich tot hoger opgeleide lezers. De grondslagen van de sociologie en van de economie worden behandeld, alsmede de geschiedenis van deze beide disciplines. Aangezien Beitone aansluiting zoekt bij het beroepsonderwijs, gaan de teksten inhoudelijk uitvoerig in op de alledaagse practijk. Kortom, de lezer krijgt een breed overzicht van alles, wat er zoal te koop is in de sociologie en de economie. Alle vis is geen bakvis.

Hierin vindt men tevens de beperking van het werk. Immers, de diverse onderwerpen worden in vogelvlucht behandeld, en niet grondig uitgediept. Wlskundige modellen ontbreken vrijwel geheel, de recente wetenschappelijke vondsten worden slechts aangestipt, en de schema's, figuren en illustraties zijn simpel gehouden. Bouw geen molen om een bak zaad te krijgen. Liefhebbers die diepgaand aan de bak willen met een specifiek thema, zullen elders hun heil moeten zoeken. Wie echt deskundigheid wil opbouwen, moet doen gelijk de Fransman doet: traag in de zak en rap aan de hoed. Aardig voor buitenlanders is het streven van het auteurscollectief om vooral te verwijzen naar de Franse wetenschap en haar literatuur. Die keuze is logisch gezien de doelgroep, het hoger beroepsonderwijs. Aldus maakt de verdwaalde buitenlander alsnog kennis met gedachten en invallen, die buiten Frankrijk weinig weerklank hebben gevonden. Een koekoek en een sijs zingen niet gelijke wijs.

De Franse origine betekent ook dat men soms het gevoel heeft een reis terug in de tijd te maken. Namelijk, de Franse politiek houdt nog vast aan staatsingrepen in de economie, die Noord-Europa heeft afgezworen in de tachtiger jaren. Daarom weigert het collectief rondom Beitone om afstand te doen van de traditionele vraagsturing via het Keynesiaanse beleid3. Zelfs duiken de auteurs regelmatig nòg dieper in het verleden, en presenteren zij theorieën en analyses van Karl Marx en zijn neomarxistische navolgers. Frankrijk heeft hierin een lange filosofische traditie, met grootheden zoals Jean-Paul Sartre, Louis Althusser, en André Gorz. Wetenschappelijk drijft het neomarxisme als een baksteen, maar het illustreert de nationale verinnerlijking van het Leninisme. Elke zot heeft zijn marot (idee-fixe). Voor Noord-Europeanen is de ontmoeting met deze opvattingen een moment om te reflecteren, of er wellicht toch iets van kan worden geleerd. Een pijp tabak verlet niet.

Wat heeft het auteurscollectief in Économie, sociologie et histoire du monde contemporain zoal te bieden? Het boek kent vier afdelingen. De eerste is gewijd aan de grondslagen van de economie en van de sociologie. De tweede beschrijft de historische ontwikkeling van de economische bedrijvigheid sinds de negentiende eeuw. De derde afdeling gaat dieper in op de mondialisering van de economie. En de laatste licht de noodzaak toe, dat de staat en andere bestuursorganen regulerend ingrijpen in de private markten. Elke afdeling bestaat uit drie hoofdstukken, waarin een specifiek aspect nader wordt uitgewerkt. Een hoofdstuk bevat steeds enkele paragrafen, die gewoonlijk zijn geschreven door telkens een andere auteur. Kennelijk hebben de auteurs vooraf goede afspraken gemaakt, want men merkt weinig van stijlwisselingen. Ook de grafische indeling is uniform voor alle paragrafen. Dat is terecht, want wie wil hebben gemak, die blijve onder zijn dak.

Bij zo een enorm boek kan een recensie onmogelijk alle paragrafen bespreken. Globaal samengevat, alle aspecten van de economie komen aan de orde. De macro-economie en de micro-economie, de organisatie van het bedrijfsleven, de financiële markten, ontwikkelingshulp, de economische beleidsinstrumenten van de staat, de Europese Unie, het zijn allemaal onderwerpen die men tegenkomt. De behandeling van de sociologie en de geschiedenis wordt begrensd door hun economische relevantie. Aldus wordt bijvoorbeeld de welzijnseconomie wel uitgelegd, maar de arbeidssociologie ontbreekt. De namen van de sociologen Adorno, Becker, Burnham, Coleman, Etzioni, Granovetter, Kahneman, Luhmann, Poulantzas, Scitovsky, Wright Mills, om maar wat te noemen, schitteren in de index door afwezigheid. Ook economische theoretici zoals Clark, Kalecki, Lerner, Morishima, Pasinetti, Robbins, Schmoller, Tinbergen, of Wieser belanden in de vuilnisbak. Pankraas, Servaas en Bonifaas geven vorst en ijs helaas.

Daar staat tegenover, dat welhaast alle bekende grootheden uit de toegepaste economie ter sprake komen. En ook lang vergeten Franse namen zoals Aftalion, Blanchard, Cantillon, Fayol, Fourastië, Malinvaud, De Montchrestien, komen aan de bak. En inderdaad, het nationale element vormt juist een charme van het boek. Om het minder aardig te zeggen, de hele combinatie van economie en sociologie wordt enkel in Frankrijk gekoesterd. Elders in Europa en Noord-Amerika vindt men deze mix wat te bruin gebakken. Het boek krijgt er daadwerkelijk een centrumlinkse kleur van4. Bovenal echter zorgen Beitone en zijn groep dat de lezer relatief snel thuis raakt in een economisch onderwerp naar keuze. Wie meer wil weten, raadplege even de referenties, en het is voor de bakker. Aldus verwacht uw recensent in de toekomst nog vaak te duiken in Économie, sociologie et histoire du monde contemporain. Liefde schiet pijlen over duizend mijlen. Is een betere aanbeveling denkbaar?

  1. In het Leninisme neemt de staat de plaats in van de private bedrijvigheid. Aldus zingt Rosalie Dubois het lied Y'a trop de tout: Si y’a trop d’tout c’est qu’y’a des types / Qui ne pensent qu’à vous exploiter / Ils ont beau s’en mettre plein les tripes / Y’n’pourront pas tout consommer / Ils vont crever sur leurs richesses / Ou bien vous forcer à crever / Les gaz dissipent la détresse / Quand l’hypérite va tout va / Eh bien non prenez les usines / Prenez les champs prenez les mines / Frappez et l’on vous ouvrira / La machine est à vous les gars / Faites obéir la machine / Y’a trop d’tout y’a trop d’tout / Vous croyez qu’c’est chouette / Y’a trop d’tout y’a trop d’tout / Et bien pas du tout / Y’a trop d’tout y’a trop d’tout / C’est à perdre la tête / Y’a trop d’tout trop d’atouts (Als er teveel is van alles dan komt dat door typen / die er alleen maar aan denken ons uit te buiten. / Zij kunnen makkelijk hun ingewanden vullen / Ze kunnen niet eens alles opmaken. / Ze creperen over hun rijkdom / Of dwingen jullie om te creperen. / Het traangas verdrijft de wanhoop. / Als het Hyperiet (mosterdgas, gebruikt bij de slag om Ypres) gaat, dan kan alles. / Welnu, nee, bezet de fabrieken / Neemt de akkers, neemt de mijnbouw / Klopt aan, en er zal worden opengedaan voor jullie. / Het is jullie apparaat, jongens. / Laat het apparaat gehoorzamen. / Er is te veel van alles, te veel. / Jullie geloven dat het prachtig is. / Er is te veel, te veel. / En toch helemaal niet. / Er is te veel, te veel. / Je zou er je hoofd bij verliezen. / Er zijn te veel troeven. Gelukkig is het betoog van Beitone en zijn groep gemakkelijker te volgen. EB) (terug)
  2. Een ander voorbeeld is Économie et sociologie van François Cusin en Daniel Benamouzig. Echter dat boek is vooral gewijd aan de opvattingen van sociologen en institutionalisten over de economie, en dus beperkter van opzet dan Économie, sociologie en histoire du monde contemporain. (terug)
  3. Net zoals Duitsers benauwd zijn voor (hyper-)inflatie, zo vrezen de Fransen de werkloosheid en de overproductie. Rosalie Dubois waarschuwt daarvoor in hetzelfde lied Y'a trop de tout: On n’entend plus parler que d’crise / Plus y’a d’blé plus on crèv’ de faim / Plus y’a d’richesses et plus y’a d’mouise / Plus y’a d’or plus y’a d’purotins / Y’a trop d’ouvriers mais faut faire / De la cadence et du rendement / Les bourgeois n’pens’ plus qu’à la guerre / Pour liquider les stocks des gens / Paraît qu’y a trop d’machines sur terre / Trop d’employés trop d’paysans / Trop d’types qui sont intelligents / Trop d’jeunesses mais y’a jamais trop / D’militaires et trop d’bonnes d’enfants (Je hoort alleen nog maar praten over de crisis / Naarmate er meer graan is, lijdt iedereen meer honger. / Naarmate er meer rijkdom is, is er meer misère. / Naarmate er meer goud is, zijn er meer armoedzaaiers. / Er zijn te veel arbeiders, maar het gaat om / decadentie en rendement. / De rijken denken alleen maar aan de oorlog / om het overschot aan mensen te elimineren. / Kennelijk zijn er te veel apparaten op aarde, / te veel beambten, te veel boeren, / te veel typen met intelligentie. / Te veel jeugdigen, maar er is nooit een teveel / aan militairen en kindermeisjes. EB) (terug)
  4. Er wordt wel gezegd dat de Fransen zich links voelen en rechts stemmen. Men waardeert een politieke bak. Bijvoorbeeld, de karikaturist Forain zegt over de Franse president Poincaré: "Hij heeft geen enkele overtuiging, maar hij verdedigt die met hartstocht". En een lid van het nationale parlement zegt tegen een andere: "Ik zie u sterven in de gevangenis of door een geslachtsziekte". De andere antwoordt: "Dat hangt er van af of ik uw ideeën omarm, of uw maîtresse". Of: twee parlementsleden ontmoeten elkaar in de wandelgangen. De ene: "De minister van financiën spreekt al twintig minuten lang". De andere: "En waarover dan wel?" De ene: "Dat wil hij niet zeggen". Een Leninistische politicus houdt een toespraak voor het publiek: "Weten jullie wie het meest heeft gedaan voor de verheffing van de arbeiders?" Iemand roept: "Dat is de wekker!". En in hogere sferen: de Franse president bezoekt Engeland, en rijdt met de koningin in een rijtuig. Als het paard een wind laat ontsnappen, zegt de koningin: "Het spijt mij". De president reageert: "Ach, ik dacht dat het kwam van het paard". En een minister van Napoleon de Derde ontvangt op zijn kantoor een baron, en zegt achteloos: "Gaat u zitten". De baron begint kribbig: "Welnu, ik ben baron Courcelle-Seneuil". De minister reageert: "Goed, neemt u dan twee stoelen". (terug)